Materiaal

Bergen stellen andere eisen aan het fietsmateriaal
Op een fiets waar je zonder problemen mee op het vlakke fietst kun je niet per definitie perfect in de bergen fietsen. Natuurlijk moet het verzet voor jou licht (voor: weinig tanden, achter veel tanden) genoeg zijn om de hellingen omhoog te kunnen trappen. Maar daarnaast: een fiets die op het vlakke technisch perfect lijkt, blijkt in de bergen soms niet helemaal in orde. De belasting is anders in de bergen en er kraakt iets, de ketting of velgen lopen aan, de derailleur wil niet lekker of accuraat schakelen. Enzovoorts.
Vooraf: poetsen maakt niet alleen je fiets schoon, maar heeft als bijkomend voordeel dat je ook veel meer dingen opvallen aan je fiets waar iets mee is of zou kunnen zijn.
Zelf (deels) het onderhoud doen is veel beter dan het allemaal uit besteden. Dan kan je het maatgesneden naar jouw behoeften doen. Als je veel ‘liefde’ aan je fiets besteed betaalt ze dat terug in probleemloos klimmen en snelle en veilige afdalingen!
Een paar punten waar je verstandig aan doet om op te letten. Kort aangestipt omdat over materiaal op internet eindeloos veel te vinden is. Ook in het blad Fiets en op het forum daarvan wordt veel aandacht besteed aan materiaal en onderhoud daarvan.

Tandwielen en verzet
cassette
Moet je voordat je de heuvels of bergen in gaat op je achterwiel een ander (berg)verzet monteren met een 27, 28 of zelfs 34 in plaats van een 23 als kleinste tandwiel? En vóór? Moet je daar een compact crankstel (34-50) monteren waar je op het vlakke een gewoon dubbel crankstel (39-52) hebt? Met een triple ben je makkelijker uit. Maar die worden niet veel meer gemonteerd. Bovendien staat het rechterpedaal daarbij iets verder naar buiten. Dat trapt een beetje anders.
Overigens: Op het vlakke wil je graag per tandje kunnen schakelen. Dan trap je makkelijker de juiste frequentie en het juiste vermogen. Als je op het vlakke met een bergverzet rijdt met grote stappen tussen de tandjes, dan kan je daarmee vaak niet het ideale verzet op het vlakke vinden. Als het kleinste verzet een 23 of max 25 is heb je dan wel mooie kleine stapjes tussen de verzetten.

Remmen, velgen en banden

wiel met schijfrem

Er is verschil tussen velgremmen en schijfremmen. Er zijn verschillende soorten remmen en remblokken in combinatie met verschillende velgen en schijfgroottes.

Remkracht en doseerbaarheid
Goed is het onderscheid te maken tussen remkracht en remdoseerbaarheid. De benodigde remkracht hangt af van het bandwegcontact. Voor 23, 25, 28 mm brede banden op asfalt is de remkracht van goede zowel velg- als schijfremmen voldoende om het wiel in een slip te kunnen trekken. Dat wil je eigenlijk niet, dat slippen, want dan is de fiets minder bestuurbaar, maar het is een teken dat de remkracht meer dan voldoende is. Het belangrijkste is een goede doseerbaarheid, ook wel modulatie genoemd. Dit juist om te voorkomen dat je de wielen in een slip trekt. Je probeert te voorkomen dat de remmen ‘happen’, het wiel blokkeert en gaat slippen. Dat is bij een velgrem wat lastiger dan bij een schijfrem. En bij velgremmen op carbonvelgen verschilt het nogal qua merk velgen.

De juiste remblokken/rubbers helpen veel. Zelf gebruik ik op aluvelgen ook de zachte rubbers voor carbonvelgen. Die zijn duurder en slijten sneller. Maar de doseerbaarheid en het gemak zijn groot. Bovendien is afdalen een zaak van zo weinig mogelijk remmen, toch? En dat gaat beter met perfect (afgesteld) materiaal.
Monteer bij een velgrem de remblokken een beetje taps op de velg. Daardoor

Remblokjes taps monteren

velgrem: blokjes taps monteren

pakken de remblokken de velg niet direct over de hele lengte van de blokken, maar geleidelijk van voor naar achter en vooral niet omgekeerd, (dan happen ze namelijk nog meer).

Voor zowel velgremmen als schijfremmen geldt: weet hoe ze werken en hoe je ze zo nodig bij kunt stellen. Bij nat wegdek zal je sommige velgremmen soms tussendoor droog moeten remmen om te voorkomen dat als je ze nodig hebt het even duurt voordat ze hun werk goed doen. Leer in dat geval je zelf aan in natte omstandigheden dat als vanzelfsprekend regelmatig te doen.

Kabelruimte
Belangrijk is dat je de remgrepen makkelijk vast kunt houden (met 2 à 3 vingers). Je moet in geval van nodig niet eerst moeten reiken naar de remmen. Heb je kleine handen, dan is dat wel eens lastig. Voor sommigen remgrepen zijn er hulpstukjes, die de remhandel iets dichterbij het stuur brengen. Anders stel je de rem iets ruimer af zodat je de greep een beetje aangetrokken kunt houden zonder dat de rem al aangrijpt.
Een ‘schrik’centimeter ruimte in de kabel is sowieso handig als je in onverwachtse situaties eerder te snel dan te traag reageert. Voordat je dan onnodig en soms zelfs gevaarlijk te snel aan de rem trekt, geeft die extra ruimte in de kabel je de kans om van de eerste schrik te bekomen en niet te (hard) remmen waar dat niet gewenst is.
Hou er rekening mee dat de meeste fietsenmakers de remmen heel strak afstellen en je ze zelf op de voor jou juiste aangrijp-afstand moet stellen.

Banden
Het meest kritisch bij het remmen is het band-weg-contact. Er is een groot verschil tussen banden in hoe sterk zij kunnen worden afgeremd zonder te slippen. De meest duurzame banden hebben het hardste rubber. Zij slijten het minst, gaan het minst lek, maar slippen het snelst (ook in de bochten). Op een nat wegdek is dat erger dan op een droog wegdek.
Als je met een groep bent is het goed om te weten of die verschillen onderling zo groot zijn dat je er rekening mee moet houden.

Continu remmen, warmte controleren
Als je in een afdaling met velgremmen continu remt om de snelheid laag te houden kan het zijn dat de velgen erg warm worden. Door de warmte kan de binnenband te veel uitzetten en zelfs ploffen. Rij je met tubes, kan de lijm te warm worden en de tubes los komen. Rij je met carbonvelgen kan het carbon slap worden en niet meer goed de druk van de band tegenhouden.
Voel eens aan de velg van met name het voorwiel. De voorrem remt het hardst en wordt dan ook het warmst. Kun je de velg bijna niet beetpakken, is het niet goed. Laten afkoelen, eventueel wat water uit je bidon erop.
Dat alles ligt meer aan je remtechniek dan aan het materiaal. Door niet continu te remmen maar korter (en heviger) krijgt de velg tijdens de afdaling meer kans om af te koelen. En rijdend heb je ook mooi de rijwind als koeling.

De profs rijden bijna altijd op carbonvelgen, de laatste jaren meestal met schijfremmen.  Zij hoeven in een koers veel minder vaak en lang te remmen. Voor wielertoeristen is het mogelijk verstandiger om met aluminium velgen te rijden (of met schijfremmen).

stilstaan = reactietijd + remweg
Ofschoon de discussie of schijfremmen beter zijn dan velgremmen terecht of niet terecht bijna niet meer gevoerd wordt, een volgend interessant punt: het idee dat grote massale valpartijen in het peloton ook wel eens met schijfremmen kunnen samenhangen. Als de remweg door schijfremmen korter wordt (wat de vraag is, zie hierboven), wordt de reactiesnelheid navenant belangrijker. Ze staan zo voor je stil als je even niet oplet.
Een zelfde effect werd ook vermoed bij de eerste ABS-remsystemen voor auto’s. Daar hoor je overigens nu niets meer over.
Iedereen die voor het eerst op een wielerbaan reed op een baanfiets (geen versnellingen, slechts één vast verzet, geen remmen, geen freewheel, maar een doortrapper) kent het gevoel: “O jee, hoe kan ik dan remmen?” (Naar boven sturen in de bochten, tegendruk op trappers, positioneren, anticiperen en sturend oplossen.) En niet lang daarna de ontdekking: “Wat goed dat (iedereen) geen remmen heeft”.

NB vertrouw er niet blindelings dat (goed) materiaal altijd goed zal werken. Belangrijk is dat je materiaal perfect is gemonteerd en afgesteld. En dat jij zelf weet hoe je het moet gebruiken.

Zie ook: Professionals en wielertoeristen

Reservemateriaal
De fietsenmaker is in de bergen vaak niet om de hoek en bovendien heb je geen zin om je tijd daaraan te besteden. Het is verstandig om in elk geval mee te nemen:
plakspullen, binnenbandjes, buitenbandjes en remblok11speed linkjes (een nat weekeind in de Ardennen kan een setje blokjes verslijten). Een ketting of in ieder geval een sluitschakel, bijvoorbeeld een quick link. En gereedschap, o.a. inbussleutels, schroevendraaiertje, kettingpons. Ben je met een groep is het ook handig om een paar reservewielen mee te nemen.
Hou ermee rekening dat de onderdelen van verschillende leveranciers zoals Campagnolo, Shimano en SRAM meestal niet op elkaar passen. Let ook op of je groep 10, 11 of 12 speed is.