Sprinten

 

Als je goed kunt sprinten kan je winnen als je niet de sterkste bent.

Ook als recreant vinden we zo nu en dan een sprintje leuk. En als wielerliefhebber kijken we naar de sprints van de professionals.

Sprinten is een leuk spelletje en een vak apart. Als je het nooit gedaan hebt valt het nog niet mee om het snel, krachtig en beheerst te doen. Het is een aparte bewegingsvorm, die je niet vanzelfsprekend goed uitvoert. Het gaat om snelkracht, explosiviteit zonder je spieren te blokkeren, de range van je trapfrequentie verhogen.
Naast de technische kant zit er ook een tactische kant aan. Positie kiezen, keuze van het verzet. Timing. Daarnaast is sprinten ook een mentaal interessant spelletje.

Sprinten is niet alleen leuk om te doen, maar er valt ook veel te leren en verbeteren. Ook hoe je als groep op de openbare weg het voor jezelf en andere weggebruikers veilig en plezierig houdt.

Sprinten is een combineren van drie eisen:
het opwekken van woede
– het blijven kijken en denken
– het zorgen voor de ander

 

Technisch

Uit het zadel
Bijna altijd moet je voor een goede sprint uit het zadel komen. Dan kan je meer snelheid ontwikkelen omdat je niet alleen je benen maar ook je armen en gewicht gebruikt.

Recht op en neer of zwiepen?
Sprint je dan met recht op en neer trappen? Zoals bijvoorbeeld Erik Zabel altijd deed. In het filmpje is het de man in de groene trui.

Of gebruik je je schoudergordel om extra hefboom te creëren? De meeste topsprinters doen het laatste.

Vergelijk het sprinten op de weg eens met het baanwielrennen, waarbij het met name op en neer gaat. Bij een staande start en het vaste, en dus bij de start vreselijke zware, verzet kan het niet anders. Je trapt jezelf anders zo onderuit.

Explosief en gecontroleerd
De kunst is om explosief op de pedalen te rammen. En daarbij niet uit het lood te raken of je spieren elkaar te laten blokkeren.

Hoe groter de range is van de trapfrequentie die je aankan, hoe minder je tussentijds hoeft te schakelen.

Aerodynamica
Aerodynamisch moet je zo diep mogelijk zitten, maar wel blijven kijken natuurlijk.

Bij hogere snelheid is het frontaal de aerodynamica, met name het frontaal oppervlak belangrijker dan het vermogen.

De laatste jump
Net voor de streep duw je je fiets naar voren. Waardoor je voorwiel 10 – 20 cm naar voren geschoven wordt.

De timing is belangrijk. Te vroeg jumpen, dan verlies je snelheid, te laat dan pik je het voordeel niet mee.

Elkaar aanraken
Bij sprinten is het een noodzakelijke vaardigheid dat je het per ongeluk elkaar aanraken kan hanteren zodat je elkaar niet ten val brengt. Je leunt met je schouders of ellebogen tegen elkaar. Je leunt vooral niet weg van elkaar waardoor de sturen in elkaar kunnen haken.

Zie ook: Contact

 

Tactisch

Wie zijn je tegenstanders? Hoe zitten ze er nu bij?
Wielrennen is een rare sport: soms werk je samen en dan weer niet. Dus is de vraag met wie je tijdelijk kan samenwerken en wie daar niet zo toe bereid is en zich wil sparen, net zo als jij zelf natuurlijk. Dat is kennis hebben van de anderen en een mooi onderhandelingsspel tijdens het rijden.

Sparen
Bij een sprint gebruik je met name snelkracht en daarvoor moet je niet te diep in het rood zitten. Het is mooi en interessant om te zien hoe sprinters volkomen gesloopt over een laatste heuvel komen, als een malle in de achtervolging gaan en als ze maar een kilometer de tijd hebben om bij te komen toch een (ander) potje energie weten aan te boren voor de sprint zelf. Terwijl als ze in de laatste kilometer al moeten sprinten om in een gunstige positie voorin te komen dat potje al leeg is voor de eigenlijke sprint. Ook voor ons recreanten geldt: voldoende sparen, maar al te vroeg hoeft zeker niet. Al is het handig als anderen zich meer leeg rijden dan jij, toch? Sparen doe je eigenlijk meer om te zorgen dat je bij allerlei versnellingen vóór de sprint mee kan, dan voor de sprint zelf.

Plaatsing
In wiens wiel ga je zitten? Iemand die lekker snel reageert op een uitval, maar niet zo sterk is dat hij je gewoon uit het wiel rijdt. Kan je werken met een treintje dat voor jou de sprint wil aantrekken? Dat laatste is overigens ook een prachtige trainingsvorm.

Foto/video

Als de finish kort op een scherpe laatste bocht komt, is het nodig als eerste of maximaal tweede door de bocht gaan.
Je wilt zo lang mogelijk uit de wind achter iemand zitten, maar moet wel voorkomen dat je ingesloten raakt.

Video

Timing
Op welk moment kom je uit het wiel? Heb je de wind op kop zal je langer proberen te wachten dan als je een stevige wind in de rug hebt. Om niet ingesloten te raken, moet je soms eerder uit het wiel komen dan je eigenlijk zou willen. Of omgekeerd laat je je soms passeren als je te vroeg op kop dreigt te komen.

Video

Keuze van verzet
Wil je met name in de eerste meters van je sprint het verschil maken dan zal het verzet wat lichter zijn. Wil je door kunnen versnellen, zal je een wat zwaarder verzet kiezen.

Afhankelijk van windrichting, – sterkte en de beginsnelheid in een sprint, kies je vóór de sprint een verzet waar je in principe de hele sprint op blijft rijden. Meestal is dat één of twee tandjes zwaarder dan waar je in de groep op rijdt. Staande schakelen kan wel, maar moet je wel even oefenen.

Van je lijn afwijken
De regel is dat je niet van je lijn afwijkt. Maar binnen die regel kan je wel een lijn hebben waardoor iemand achter je zichzelf dreigt vast te rijden en moet corrigeren. Het is een dunne lijn, maar in de praktijk toch duidelijk, praktisch en veilig.
In de giro van 2019 werd Viviani gediskwalificeerd omdat hij van zijn lijn afweek.

Misleiding
Misleiding is een deel van het spel. Je stelt je bijvoorbeeld zwakker of sterker voor dan je bent. Het begint al als je in de aanloop steunend en kreunend een beurt overslaat als je je wilt sparen.

Als je in de sprint zelf te vroeg op kop komt en je vermoedt dat je gaat stilvallen, kan je dat bewust al eerder doen, zodat iemand achter je uit je wiel komt en dus in de wind. Dan kom je met je remonte, je tweede versnelling. Als je te vroeg op kop komt en door blijft sprinten, kan degene achter je veel langer wachten tot jij stilt en er makkelijker overheen komen.

Je ziet al uit het vorige dat je in een sprint tegenstrijdige eisen moet verenigen. Om de meeste kracht te produceren die je hebt, moet je een woede in jezelf oproepen. Maar die moet je ook controleren. Om de fietsbeweging goed uit te voeren, maar ook om te kijken naar de tegenstanders en de hoe de situatie zich ontwikkelt. En natuurlijk ook om zorgvuldig met elkaar om te gaan. Daarbij kan het leunen met schouders of ellebogen of soms zelf met het hoofd tegen elkaar voor veiligheid zorgen.

Het vraagt natuurlijk veel vaardigheid en het is een vaag gebied tussen zorgvuldig zijn en over de grens gaan. Dan worden er ‘kwakken’ uitgedeeld ten koste van een ander.
Een mooi voorbeeld hoe het wel kan is, NK 2018.

De hand van Matthieu van der Poel tijdens het NK wielrennen op de weg 2018.
Geen idee of het reglementair was, maar volgens mij is er geen protest ingediend. Ik denk dat het voor iedereen duidelijk was: het handje op de rug van Sinkeldam was geen duw, maar een signaal: ‘Pas op!’ Een rustig, zorgzaam, bijna liefdevol gebaar. En dat in volle finale! Sinkeldam had ‘de deur dicht kunnen houden’, maar reageerde op het zachte signaal met een zelfde vriendelijkheid.

Het combineren van die drie eisen, het opwekken van woede, het blijven kijken en denken en het zorgen voor de ander is een (mentale) vaardigheid die veel oefening vraagt. En overigens ook goed te gebruiken is in veel andere situaties in het leven.

Valkuilen

Bij sommige groepen fietsers op de openbare weg is een sprint als afsluiting van een rit standaard routine. Bij andere groepen ontstaat het spontaan. Er wordt van te voren niets afgesproken.

Afspraken maken is natuurlijk niet zo fijn omdat je dan minder ruimte hebt voor misleiding. Dat is een nadeel van afspraken maken. Er zitten ook voordelen aan het maken van afspraken. Je kunt de finishstreep leggen waar hij ook veilig is. Het laatste plaatsnaambordje, waar je traditioneel gewend bent om op te sprinten, is misschien niet meer zo veilig. Bovendien kan je verschillende vormen van finales bedenken. Je gaat vanaf een bepaald punt individueel of in tweetallen weg. De snelste het laatst. Zodat in ieder geval langere tijd er geen grote club bij elkaar is. Of je splitst groep op in meerdere subgroepen van dezelfde sterkte die allemaal een eigen sprint hebben. De snelste groep gaat het eerste weg. Daardoor krijgen ook de langzameren de gelegenheid een volledige sprint te rijden in plaats van dat ze er alleen maar afgereden worden.

Natuurlijk ontstaat bewust of onbewust er ook veel misleiding bij het maken van afspraken. Iemand roept: “Vandaag geen sprint, want zwakke benen, morgen wedstrijd enz enz”. Een paar uur later is daar niets meer van te merken en ontstaat er toch een finale, die dan minder handig, sociaal en veilig is dan wanneer er heldere afspraken gemaakt en gehouden worden.

Zie ook: Psychologie van het wielrennen

Zie ook: Trainen op de openbare weg