de enkele waaier

 

animated-waaier

In een enkele waaier rijden de wielrenners schuin achter elkaar, afhankelijk van de windrichting. Hoe meer de wind van voren komt, hoe rechter je achter elkaar gaat rijden. Hoe meer de wind van opzij komt, hoe meer je naast elkaar kruipt.

Op kop
Als kopman of -vrouw doe je veel meer werk dan degenen die achter je rijden. Zodra je vindt dat je op kop genoeg gedaan hebt, geef je het bekende sein met je elleboog. Je geeft daarmee de koppositie over. Je houdt een beetje in zodat de rest je kan passeren zonder dat ze hoeven te versnellen.
elbow flick

Zeker als de groep wat groter is moet je op kop bij zijwind op het uiterste randje van de wegruimte gaan rijden. Dan is er voor de achterste van de groep ook nog ruimte om schuin naast zijn of haar voorganger te rijden en wordt hij niet op het kantje gezet.

Oversteken
Als de nieuwe kopman of – vrouw ‘hemelsbreed’ voorbij de voorganger is schuift hij op naar de windkant toe. Hij kijkt dan schuin naar onder en opzij of hij al voorbij het voorwiel van de vorige kopman is. Dat kijken zonder van je lijn moet wel geleerd worden.
Zie ook: Lijn houden
Het helpt als hij van de oude kopman te horen krijgt wanneer hij kan opschuiven. Die roept bijvoorbeeld: “Ja”.

Afvallen
Als je in de afvallende rij zit zorg je ervoor dat je dicht langs de opgaande rij rijdt. Daarmee geef je extra windvoordeel aan de opgaande mensen en zorg je ervoor dat het gat dat je moet overbruggen bij het weer aanpikken in het achterste wiel niet te groot wordt.

Aanpikken, pas op!
Het aanpikken is een kritiek moment: je komt vermoeid van kop en zakt naar achteren. Daarbij loopt je snelheid terug. Je moet op tijd weer gas geven om het achterste wiel te pakken. Dus je moet precies weten achter wie je moet aanpikken en het liefst nog wie daar voorzit. Zodat je niet verrast wordt en een gat laat vallen.
Degene achter wie je inpikt kan je helpen door te roepen: “Na mij!”.

 

Niet versnellen is harder rijden

enkele waaier

De crux van een goede waaier zit bij degene die nieuw op kop komt. Hij of zij passeert de voorganger, waarbij hij NIET versnelt. Als hij dat wel doet, geeft dat een versnelling door de hele groep heen, waarbij iedereen extra energie moet gebruiken. Dat is grotendeels weggegooide energie. Die kan beter op kop gebruikt worden. Bovendien kan versnellend overnemen killing zijn voor degene die achter moet inpikken.

Lastig
Het niet versnellen bij het overnemen van de kop is lastig. Omdat je meer wind vangt moet je meer druk geven om niet langzamer te gaan rijden. Maar hoeveel? Kijk op je snelheidsmeter. Als je in de tweede positie rijdt, check je trapfrequentie en hou die aan als je naar koppositie komt. Leer dat ook op gevoel te weten en niet alleen op de meter. Laat je van achter coachen. Het is niet alleen technisch lastig precies de juiste snelheid aan te houden, maar ook psychologisch is het moeilijk. Je wilt niet te kort schieten tegen je maatjes of je wilt toch eigenlijk wel ff laten zien hoe strak je wel niet rijdt. Of als het maar een tijdelijke samenwerking is wil je iedereen achter je ook wel een beetje pijn doen en daarmee afmatten.

Zie ook: Mindset en groepsdynamiek 

Dubbel werk
Soms wordt afgesproken dat de nieuwe koprijder het tempo een fractie laat zakken totdat hij van achteren een seintje heeft gekregen dat zijn voorganger weer ingepikt heeft. Dit kost op dat moment een beetje snelheid van de groep, maar er wordt veel (kostbare) energie gespaard, die effectiever besteed kan worden. Niets is zo dom als iemand op kop, die hard aan het rijden is en achteraan iemand die op een paar meter even hard aan het werk is. Dat is er één, dus 100%, teveel. Waaier rijden is steeds één rijder die echt heel hard werkt en de rest ‘rust uit’.

Checken en coachen
Degenen die achter in de groep zitten checken of de inpikker dat makkelijk doet. Zo niet, dan geven zij een signaal naar voren: “Kalm” of “Ho”. “Ho” betekent dan niet dat de anderen moeten stoppen met trappen. Alleen moet er even minder druk op de pedalen zijn. Zij moeten ook niet omkijken. Je hoeft niet te kijken, je moet alleen luisteren en vertrouwen op de signalen van achteren.
Als de achterste is aangepikt wordt het signaal: “Ja” naar voren gegeven. Zodat de kopman/vrouw het tempo weer wat kan verhogen.

Verschillen in kracht
In een enkele waaier doet de sterkste het meeste kopwerk. Niet door harder te rijden, maar door langer op kop te blijven. De zwakste komt helemaal niet op kop. Die ‘draait’ niet mee in de waaier. Hij blijft achter hangen en seint dat de anderen vóór hem moeten inpikken. Hij roept: “Tussen”.

De kunst is op tijd je beurt over te slaan. Je bent dan nog wel sterk genoeg om in het laatste wiel te volgen. Da’s een kwestie van inschatten van je reserves en vooral niet een groot ego hebben .
Zie ook: mindset en groepsdynamiek 

Als de laatste toch niet meer kan volgen kan een sterkere als laatste gaan rijden en de zwakkere in de rij duwen. Deze twee blijven dan wel achteraan en laten de anderen vóór hen inpikken.
Zie ook: Omgaan met krachtverschillen 

Soms komt ook iemand niet meer makkelijk in de koppositie. Dan kan ook daar een duwtje helpen. Nummer twee duwt de persoon naar de kop, die schuift gelijk door naar de windzijde en nummer twee neemt de kop in.

Zie ook: Waaierrijden en communicatie en samenwerking
Zie ook: Rijden in groepen/communicatie en samenwerking