Omgaan met medeweggebruikers

medeweggebruikersAndere weggebruikers klagen nogal eens over ons racefietsers, zeker als we in groepen rijden. Volkomen onterecht natuurlijk, wij doen nooit iets fout. Maar toch, zij hebben soms een ander beeld over ons dan we zelf hebben. En die perceptie is een realiteit waarmee wij te dealen hebben. Dat beeld leidt er onder andere toe dat in Zuid-Limburg, in sommige Belgische buurtgemeenten, over de Duitse grens bij de Achterhoek er beperkingen worden gesteld aan groepen wielrenners. In Frankrijk staan vaak verkeersborden met een auto en een fietser met de tekst ‘Roulons ensemble’. ‘Laten we samen rijden’. We maken beiden gebruik van de openbare weg en met een goed samenspel gaat het beter.

De gebroeders Lampaert, de een wielrenner, de ander gebruikt de weg als boer, geven het goede voorbeeld.

https://twitter.com/yveslampaert/status/1542465645589184512?ref_src=twsrc%5Etfw

 

Hoe kunnen we slimmer omgaan met medeweggebruikers?

kind op fietspadInschatten potentieel gevaar
Kinderen, toeristen op huurfietsen, auto’s bij een uitrit. Daar moet je op anticiperen. Door manoeuvreerruimte in te bouwen, eventueel de snelheid iets eruit te laten en je groepsgenoten te waarschuwen.
Zie ook: Manoeuvreerruimte houden
Zie ook: Signalen


Weten wat je als groep zelf oproept bij anderen

Wat ziet en voelt bijvoorbeeld de ouder met dat kleine kind als er een grote groep fietsers aankomt?
Als groep racefietsers ben je vaak intimiderend voor anderen. Hoe voelt die automobilist zich als bij een rotonde wielrenners hem links en rechts inhalen (ook al gaat dat nog zo beheerst). Als we voor ons eigen gevoel rustig door de bebouwde kom rijden, of kalm stadsfietsers of wandelaars inhalen, kan dat voor anderen heel anders aanvoelen.

 

Teveel van het goede. Goed dat er onderling geseind wordt. Maar voor elk wissewasje, beetje grind, plasje water enzovoorts, heftig roepen en wijzen kunnen de energie in de groep nodeloos onrustig maken en voor andere weggebruikers onaangenaam zijn.
zo moet het niet
Het is de kunst te doseren. Dat geeft meer meer rust en plezier en daardoor langer meer aandacht. Je kan dan bovendien communicatief nog een tandje bijschakelen als het echt nodig is.

Contact maken
Andere weggebruikers zijn als het ware een andere soort. Hoe meer ze op jezelf lijken hoe meer je ze als subjecten ziet. Je steekt bijvoorbeeld eerder een handje op naar andere racefietsers dan naar stadsfietsers. Hoe groter het verschil met de ander is, hoe meer je de ander ziet als een soort object, waar je langs moet. En niet als een medeweggebruiker. Probeer je het subject in de ander te zien, dan ga je vanzelf anders met elkaar om.
Het gaat om contact maken. De ogen zoeken, aankijken. Je hand opsteken en even knikken met je hoofd. “Goedemorgen” roepen. Daarmee maak je contact. En met contact los je een verkeerssituatie soepeler op.
Het gaat erom dat je bij elkaar ‘in beeld’ bent. Eerste vereiste is natuurlijk dat je elkaar waarneemt. Kom je van achter, dan is een belletje of vriendelijk roepen wel zo handig. Ik gebruik nogal eens de stembel: ik roep: “Bel bel, dankjewel”. Geeft altijd vriendelijke reacties. Dat lijkt niet logisch als je ziet hoe er in de media vaak over gepraat wordt. Maar probeer het maar uit. Het vraagt wel een extra aandacht naast die voor je rijden en je maten, dat wel.
contact maken

Schakelen van mindset
Als je hard rijdt is je mentale houding niet echt geschikt voor het contact maken met andere weggebruikers. Je bent in een wedstrijd-modus met de nodige agressie en tunnelvisie om maar hard te kunnen rijden. Het schakelen naar verstand of empathie lukt niet altijd vanzelf. Dat moet je leren. Het schakelen tussen “Grr, gas!!” naar “Goedemorgen, dank u wel” is lastig. Hoe meer je het oefent, hoe makkelijker en hoe sneller je dat kunt.
Kijk naar topsporters die kort voor een wedstrijd nog relaxt een interview geven, terwijl ze al lang in de wedstrijdvoorbereiding zitten. En dan, tjak, kunnen schakelen naar de wedstrijdstand. Dat is mooi om te zien. Mooi ook om dat ook zelf te kunnen. Een zonnige zondag is een goed moment om dat te oefenen:)
Z
ie ook: Mindset en groepsdynamiek

Contact stimuleren
Stel je rijdt op een polderweg die net breed genoeg is voor 2 auto’s als ze elkaar rustig passeren. Als je als groep racefietsers te snel strak aan de kant gaat rijden wanneer er een auto als tegenligger aankomt, zal de automobilist vaak gewoon doorrijden. Eigenlijk ziet hij je als een te passeren object. Je weet niet zeker of hij rekening met je gaat houden.
Als je iets langer ruim blijft rijden, reageert hij vaak met beetje opzij gaan en/of wat langzamer rijden. Daarmee heb je het contact gemaakt. Je merkt dat hij rekening met je houdt. Beide partijen zijn nu met een samenspel bezig om de verkeerssituatie soepel op te lossen. Pas op dat dit ruim blijven rijden niet agressief wordt. Bedank hem voor zijn rekening houden met een handje.

Auto’s coachen
Automobilisten die achter je groep rijden en geen overzicht hebben in een bocht naar links moeten vaak lang wachten voordat ze kunnen inhalen. Als ze eindelijk zelf zicht hebben is er soms tegemoetkomend verkeer en moeten ze nog langer wachten.
De eersten van je groep kunnen veel eerder dan de automobilist zien of er wat aan komt en of hij de groep kan inhalen of niet.
Achteropkomende automobilisten zijn je dankbaar als je ze een sein geeft als de weg voor hen vrij is om in te halen. Eventueel geef je ook een wachten-signaal totdat je het rijden-signaal geeft. Je bent voor hen dan een soort van onbezoldigd verkeersregelaar.🙂

Grote groep splitsen
Als je met een erg grote groep bent op een drukke weg, is het handig de groep op te splitsen c.q. een groot gat in de groep laten vallen zodat achterop komende auto’s kunnen invoegen en in twee instanties langs de groep kunnen.

Als het toch fout gaat
Zelfs als je alle tips opvolgt en naast een beest op de fiets ook nog eens een heer in het verkeer bent, zal het heus nog wel eens fout gaan. In een auto kan je krachttermen kwijt zonder dat een ander dat hoort. Op de fiets is het de kunst om die zo snel mogelijk in te slikken. Oké, je schrikt en dus schreeuw je impulsief wat, maar daarna is het misschien beter even tot 10 te tellen. ‘De-escaleren’, daar gaat het om. Dat is ook weer het schakelen van de mindset. Van heftig, boos  naar rustig en beheerst.
Een auto slaat af, ziet een fietser over het hoofd, de fietser geeft een klap tegen de deur. De man stapt briesend uit, maar voordat hij kan uithalen zegt de fietser: “Ik geloof dat we elkaar kunnen feliciteren”. De automobilist kijkt verbaasd (zijn briesende programma is onderbroken). Fietser: “Dat ging maar net goed. Wat ben ik blij dat …” Een dergelijke reactie is natuurlijk geniaal, zoals ook humor beter is dan in je opwinding vol tekeer te gaan.
Probeer je zelf ‘voor te programmeren’ op zo’n situatie. Wat zou een startopmerking kunnen zijn waarmee er niet gelijk een scheldpartij uitbreekt? “Gaat het?’’ “Oef, hier moet ik even van bijkomen.” Of, na de eerste kreten uit schrik en woede: “Sorry voor mijn gescheld, ik schrok me wezenloos, enzovoorts”. Op die manier de-escaleert de situatie en kan je de zaak wat rustiger oplossen.
Natuurlijk, als er schade geregeld moet worden, dan moet je stevig zijn. Maar hopelijk ook rustig. Tot en met het laten komen van de politie.

Groep aan, groep uit: Stilte aub
Niet alleen medeweggebruikers hebben met ons te maken, maar ook de omwonenden. Voor de bewoners ter plekke, die op zondagochtend nog wat slaperig over straat gaan of in de tuin aan de koffie zitten, klinken al die op zich prima signalen als ‘Voor, Tegen, Paaltje’ enzovoorts heel wat minder rustig dan wij ze zelf ervaren. Luider, dwingender. En vaak zijn wij niet de enige groep die voorbij komt, maar komen er tig groepen voorbij.
Wij zelf maken geen onderscheid tussen binnen en buiten de bebouwde kom. Daar blijven we op dezelfde manier rijden. Waarom eigenlijk? Waarom zetten we in de bebouwde kom de groep niet even uit? We kunnen daar toch niet hard en strak rijden. Waarom rijden we daar niet als losse individuen of tweetallen zoals we op de maandagochtend naar het werk zouden fietsen? Dat is eigenlijk één grote groep van losse verkeersdeelnemers. Als wij dat als groep ook zo doen, dan is er geen geroep van signalen meer.

Aan het begin van een bebouwde zetten we de groep uit en rijden rustig als losse individuen. Na de bebouwde kom zetten we dan onze groep weer aan. We kijken of iedereen weer bij elkaar is: ‘Compleet?!’ en gaan dan als groep verder.
Dat aan en uit zetten van de groep vraagt wel enige mentale aandacht en lenigheid. Het lichaam zit in de actiestand en gaat daar niet vanzelf uit. ‘Mind over matter’ is nodig. Aandacht voor de situatie en vanuit je hoofd schakelen naar de ‘flaneer’-stand. Bij de een gaat dat wat makkelijker dan bij de ander. Elkaar rustig coachen zal wel eens nodig zijn. Vooral omdat plaatsnaambordjes nogal eens de sprintmodus triggeren.
Zie ook hierboven: Schakelen van mindset
Zie ook: Mindset en groepsdynamiek
Zie ook: Sprinten

De fietsbel als mindgame
Moeilijk. Hoort niet, past niet, gaat niet. Of toch wel?
Natuurlijk weet iedereen dat op de openbare weg een belletje handig is, maar voor sommigen doet het afbreuk aan een echte racefiets.

Het gewicht of aerodynamica van een bel is feitelijk geen punt.
Wat is onze conclusie? Niet in denken, maar in doen?
Sommigen zijn simpel logisch.: “Het is handig/verstandig, dus bel erop”.
Voor de anderen geldt: “Dat is wel waar, maar ….” En op een of andere manier komt er geen bel op de fiets. Voor deze mensen is het het zoeken naar een truc waardoor de bel geen afbreuk doet aan het (mentale) beeld van de racefiets. Bijvoorbeeld door:
Uit beeld houden:
HideMyBell– Mechanische bel in de houder van een fietscomputer
– Belletje in het uiteinde van de stuurbocht
– Elektronische bel via een app op je smartphone
– Bel in de bidonhouder
– Belletje dat je makkelijk los/vast kunt maken (zoals sommige ledlampjes). Op deze manier maakt de bel geen integraal deel uit van de fiets, want hij zit niet definitief vast. Daarmee doet hij geen afbreuk aan de fiets en is mentaal acceptabel.
De bel is een echte mindgame:).

Een andere oplossing is de ‘persoonlijke bel’: met je eigen stem roep je vriendelijk: “Bel, bel.” En als je passeert: “Dankjewel.”
Daarmee krijg je ook een beter contact (subject in plaats van object).
Maar het vraagt wel een vriendelijke mindset en je moet er tegen kunnen om het op een drukke dag ‘eindeloos’ te herhalen, en dan ook nog even vriendelijk:).
Zie ook: Psychologie van het fietsen/Leren
Zie ook: Psychologie van het fietsen/Mindset en groepsdynamiek